vrijdag 13 januari 2017

Vijf voor T(w)aal(f) [2]


“U bent een taalchampetter.” Zo luidt het verdict na het invullen van de taaltest van de krant De Standaard (taaltest.standaard.be). Ik was stiekem liever uitgekomen op ‘U bent een taaltoerist’. Net als een goede 57 procent van de Vlamingen die hun foutengevoeligheid toetsten met deze taaltest, lees ik blijkbaar kranten en ondertitels met de matrak in de hand. Jan met de pet moet eigenlijk Jan met de kepie of Janne met het scheepje zijn, want wij Vlamingen hebben graag zuivere koffie. Dat betekent echter niet dat we intolerant zijn, nee, dat zeker niet. Bij mijn oma op de massieve houten commodekast - dat ding was bij aankoop al uit de mode godbetert - staat sinds jaar en dag het tegendeel bewezen. Daar vindt u namelijk een misvormde mok met daarop de gevleugelde woorden: ‘Iedereen maakt wel eens een fout…’ Maar waarom blijven we elkaars fouten dan toch zo hardnekkig verbeteren?
Wij Vlamingen zijn kampioen in zagen, muggenziften, chicaneren... Dat is verre van een politiek correct statement, maar het klopt wel. Als we een all-in boeken naar Sharm-el-Sheikh, waar het menu bestaat uit een uitgebreid buffet, dan nemen we van alles een beetje. Achteraf klagen wij, de Homo Flamencus Turisticus, dat we vijf dagen op rij hetzelfde te eten kregen. Dat fenomeen vertaalt zich ook in ons denken over spelling en grammatica. In de renaissance zijn de eerste taalkundigen aan het werk gegaan. Toen was er nog vrijheid of vreihijd of zelfs vrihit, het maakte allemaal niet veel uit. Vandaag schreeuwen de sociale media moord en brand als iemand een dt-fout maakt, ook al zijn zowel die fout als de maker ervan van charmante aard. Who cares? We hebben letterlijk moeten knokken om onze taal op de kaart te zetten. Hoe belangrijk het gebruik van een uniforme standaardtaal is, blijft daarentegen maar de vraag. Als we onze knuppel dan zo hard op de Franskiljon z’n ketel lieten kletsen om ons punt te maken, is het dan niet onnozel om tegen een Limburger te zeggen dat het sneller moet?  Moeten we een West-Vlaming nu echt uitlachen omdat hij brandgoud maakt van zijn dure juwelen?
Taal dient om te communiceren en op welke manier dat dan gebeurt, maakt mij niet veel uit. Het lijkt me verschrikkelijk vermoeiend om aan dit tempo HLN.be-gewijs onze Nederlandse taal op slechts een manier te gebruiken, namelijk om te zagen. Uiteraard spreek ik mezelf hier tegen, want ik heb net een volledige column gewijd aan iets waar ik een hekel aan heb: verzuring. Ik maak me er zelf schuldig aan, maar af en toe eens goed zagen zit blijkbaar in de aard van het beestje, zoals hierboven ergens vermeld staat. En het grootste deel van mijn ongenoegen over het publieke hoongelach richting de West-Vlaamse, sacrale tongval laat dat nog buiten beschouwing. Enfin, ze zijn allemaal jaloers, de niewèirs[1]. Gerrit Callewaert out.



[1] Voor de outsiders: nie · wèird - /ni:wɛr(t)/ - (de; m; meervoud: niewè(i)rs) 1) nietsnut, paljas, prutser 2) (lett.) iemand die niets waard is: Bernd is geen niewèird.
[2] Oorspronkelijk heette deze column 'Sieg Taal!', maar om polemiek te vermijden heb ik een internetvriendelijke titel gezocht.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten