“U bent
een taalchampetter.” Zo luidt het verdict na het invullen van de taaltest van
de krant De Standaard (taaltest.standaard.be). Ik was stiekem liever uitgekomen
op ‘U bent een taaltoerist’. Net als een goede 57 procent van de Vlamingen die
hun foutengevoeligheid toetsten met deze taaltest, lees ik blijkbaar kranten en
ondertitels met de matrak in de hand. Jan met de pet moet eigenlijk Jan met de
kepie of Janne met het scheepje zijn, want wij Vlamingen hebben graag zuivere
koffie. Dat betekent echter niet dat we intolerant zijn, nee, dat zeker niet.
Bij mijn oma op de massieve houten commodekast - dat ding was bij aankoop al
uit de mode godbetert - staat sinds jaar en dag het tegendeel bewezen. Daar
vindt u namelijk een misvormde mok met daarop de gevleugelde woorden: ‘Iedereen
maakt wel eens een fout…’ Maar waarom blijven we elkaars fouten dan toch zo
hardnekkig verbeteren?
Wij
Vlamingen zijn kampioen in zagen, muggenziften, chicaneren... Dat is verre van
een politiek correct statement, maar het klopt wel. Als we een all-in boeken
naar Sharm-el-Sheikh, waar het menu bestaat uit een uitgebreid buffet, dan
nemen we van alles een beetje. Achteraf klagen wij, de Homo Flamencus
Turisticus, dat we vijf dagen op rij hetzelfde te eten kregen. Dat fenomeen
vertaalt zich ook in ons denken over spelling en grammatica. In de renaissance
zijn de eerste taalkundigen aan het werk gegaan. Toen was er nog vrijheid of vreihijd of zelfs vrihit, het maakte allemaal niet veel uit. Vandaag schreeuwen de
sociale media moord en brand als iemand een dt-fout maakt, ook al zijn zowel
die fout als de maker ervan van charmante aard. Who cares? We hebben letterlijk moeten knokken om onze taal op de
kaart te zetten. Hoe belangrijk het gebruik van een uniforme standaardtaal is,
blijft daarentegen maar de vraag. Als we onze knuppel dan zo hard op de
Franskiljon z’n ketel lieten kletsen om ons punt te maken, is het dan niet onnozel
om tegen een Limburger te zeggen dat het sneller moet? Moeten we een West-Vlaming nu echt uitlachen
omdat hij brandgoud maakt van zijn dure juwelen?
Taal
dient om te communiceren en op welke manier dat dan gebeurt, maakt mij niet
veel uit. Het lijkt me verschrikkelijk vermoeiend om aan dit tempo
HLN.be-gewijs onze Nederlandse taal op slechts een manier te gebruiken,
namelijk om te zagen. Uiteraard spreek ik mezelf hier tegen, want ik heb net
een volledige column gewijd aan iets waar ik een hekel aan heb: verzuring. Ik
maak me er zelf schuldig aan, maar af en toe eens goed zagen zit blijkbaar in de
aard van het beestje, zoals hierboven ergens vermeld staat. En het grootste
deel van mijn ongenoegen over het publieke hoongelach richting de West-Vlaamse,
sacrale tongval laat dat nog buiten beschouwing. Enfin, ze zijn allemaal
jaloers, de niewèirs[1].
Gerrit Callewaert out.
[1]
Voor de outsiders: nie · wèird - /ni:wɛr(t)/ - (de; m; meervoud: niewè(i)rs) 1) nietsnut, paljas, prutser 2)
(lett.) iemand die niets waard is: Bernd
is geen niewèird.
[2] Oorspronkelijk heette deze column 'Sieg Taal!', maar om polemiek te vermijden heb ik een internetvriendelijke titel gezocht.
[2] Oorspronkelijk heette deze column 'Sieg Taal!', maar om polemiek te vermijden heb ik een internetvriendelijke titel gezocht.