maandag 13 februari 2017

Adieu Seville, je t'aimais bien

Dat de Vlaming kampioen is in zagen, behoeft geen uitleg noch bevestiging. Af en toe zijn er echter van die momenten, meestal die waarop je het niet verwacht, die toch voor wat ademruimte zorgen. De voorbije week heb ik mijn schoenzolen en mijn lever versleten in het Spaanse Sevilla. Een prachtige stad in de provincie Andalusië. Daar hebben we veel plezier beleefd aan de gewoontes van de Sevillano en dan in het speciaal de bakker die doodleuk om 11u 's morgens met het afbakken van zijn brood begon. De vlucht terug was nogal turbulent en ik had het nog maar eens getroffen. Een dikke, vadsige vent zat naast mij. Op zich heb ik zeker niets tegen mijn mollige medemens, maar de man in kwestie zat op plaats E, dat is de middelste van drie zetels. Opnieuw, daar ziet u waarschijnlijk weinig graten in. Waar die man niet veel graten in zag, dat was om zijn dikke worstenarmpjes over beide armleuningen te draperen, zijn rugzakje tussen zijn dikke beenhespen neer te poten en zijn knieën meters ver uit elkaar te spreiden. Door het gangpad werd nu en dan zo'n rolkarretje voortgesjouwd door de bemanning. Dat karretje gaf mijn linkerschouder nu en dan een ferme duw en rechts keek ik tegen de Spaanse muur op. Ik zat met andere woorden vast. De mevrouw rechts van het gevaarte werd tegen het raam opgeduwd en keek misnoegd voor zich uit. Voorzichtig wurmde ik me in mijn jas, want het was bovendien nog eens koud in het vliegtuig, waarbij ik per ongeluk enkele seconden mijn arm kwijt was in die ondiepe massa die zijn arm wel niet was. De man trok een pijnlijk gezicht en met zichtbare agonie wreef hij over zijn dodelijk geraakte arm. Als kers op de taart kon de man bij het uitstappen dan ook nog eens niet wachten om het vliegtuig te verlaten. Dat vliegtuig was nota bene nog niet eens open. Zwoegend en wroetend slaagde hij erin om mij te passeren en duwde me nog maar eens aan de kant. Wat een kwal. M'n drie reisgezellen hadden er leute in. Dit gezegd zijnde, heb ik dat van dat zagen nog maar eens bewezen.
Waarom ik dit eigenlijk ben beginnen schrijven, is dat goede benadrukken. Soms zijn er zo van die dagen waarop je na een vieruursnacht op de trein zit om een vieruurslesdag te gaan volgen. 's Avonds was ik behoorlijk moe. De NMBS heeft recent beslist om het nog maar eens over een andere boeg te gooien. De trajecten zijn veranderd, enkele treinen zijn afgeschaft en als ze dan toch bezig waren hebben ze de prijzen ook maar wat opgeslagen. Vroeger moest je sowieso zowel het traject Kortrijk-Leuven als Leuven-Kortrijk doen en dat in die volgorde. Anders verloor je een van beide trajecten en werd je verplicht een lijntje lager opnieuw te beginnen. Dat is nu niet meer zo. Je krijgt vijf ritjes richting Leuven en vijf richting Kortrijk. Ik had het nog op de oude manier ingevuld en vroeg voorzichtig aan de conductrice of dat nu eigenlijk ook veranderd was. Ze keek een beetje sip. Licht ongemakkelijk zei ze dat dat niet meer hoefde en keek bedenkelijk in het ijle. 'Tjah, dat is dan 1,70 sponsoring voor de NMBS...' Verbaasd zei ze:'Maar neen hé, dat hoef jij toch niet te doen. Mensen die zo rustig blijven en vriendelijk vragen help ik graag verder.'
- Zijn er dan zoveel andere?
- Sommige mensen beginnen te roepen
- Goh, dat is allemaal zo lastig. Zich opwinden is verschrikkelijk vermoeiend en we hebben voor andere dingen als zoveel energie nodig.
Ze beaamde en zei dat er meer zo zouden moeten zijn. Dat gevoel was volledig wederzijds. Mij ga je nooit horen beweren dat ik nooit zaag over de NMBS, want het is dikwijls armoe, maar deze attente vrouw bewijst dat we niet allemaal zo zijn. Misschien leest ze dit ooit, wel dan, doet u vooral zo verder. Er is niets dat verzuurde soepstengels minder kunnen verdragen dan vriendelijke mensen. Mocht u op een dag die man van op het vliegtuig ontmoeten, doet u dan alstublieft nog vriendelijker tegen hem dan u tegen mij was en doe hem zelfs de groeten. Hij zal zich nog nooit zo ongemakkelijk gevoeld hebben.  Boe aan de verzuring, hoera voor soms valt het mee. Ik ben moe dus sorry als deze tekst nogal vaag of verwarrend is. Dat draagt bij tot de leeservaring.

Do you never worry? - Would it help? ~ Bridge of Spies

vrijdag 13 januari 2017

Vijf voor T(w)aal(f) [2]


“U bent een taalchampetter.” Zo luidt het verdict na het invullen van de taaltest van de krant De Standaard (taaltest.standaard.be). Ik was stiekem liever uitgekomen op ‘U bent een taaltoerist’. Net als een goede 57 procent van de Vlamingen die hun foutengevoeligheid toetsten met deze taaltest, lees ik blijkbaar kranten en ondertitels met de matrak in de hand. Jan met de pet moet eigenlijk Jan met de kepie of Janne met het scheepje zijn, want wij Vlamingen hebben graag zuivere koffie. Dat betekent echter niet dat we intolerant zijn, nee, dat zeker niet. Bij mijn oma op de massieve houten commodekast - dat ding was bij aankoop al uit de mode godbetert - staat sinds jaar en dag het tegendeel bewezen. Daar vindt u namelijk een misvormde mok met daarop de gevleugelde woorden: ‘Iedereen maakt wel eens een fout…’ Maar waarom blijven we elkaars fouten dan toch zo hardnekkig verbeteren?
Wij Vlamingen zijn kampioen in zagen, muggenziften, chicaneren... Dat is verre van een politiek correct statement, maar het klopt wel. Als we een all-in boeken naar Sharm-el-Sheikh, waar het menu bestaat uit een uitgebreid buffet, dan nemen we van alles een beetje. Achteraf klagen wij, de Homo Flamencus Turisticus, dat we vijf dagen op rij hetzelfde te eten kregen. Dat fenomeen vertaalt zich ook in ons denken over spelling en grammatica. In de renaissance zijn de eerste taalkundigen aan het werk gegaan. Toen was er nog vrijheid of vreihijd of zelfs vrihit, het maakte allemaal niet veel uit. Vandaag schreeuwen de sociale media moord en brand als iemand een dt-fout maakt, ook al zijn zowel die fout als de maker ervan van charmante aard. Who cares? We hebben letterlijk moeten knokken om onze taal op de kaart te zetten. Hoe belangrijk het gebruik van een uniforme standaardtaal is, blijft daarentegen maar de vraag. Als we onze knuppel dan zo hard op de Franskiljon z’n ketel lieten kletsen om ons punt te maken, is het dan niet onnozel om tegen een Limburger te zeggen dat het sneller moet?  Moeten we een West-Vlaming nu echt uitlachen omdat hij brandgoud maakt van zijn dure juwelen?
Taal dient om te communiceren en op welke manier dat dan gebeurt, maakt mij niet veel uit. Het lijkt me verschrikkelijk vermoeiend om aan dit tempo HLN.be-gewijs onze Nederlandse taal op slechts een manier te gebruiken, namelijk om te zagen. Uiteraard spreek ik mezelf hier tegen, want ik heb net een volledige column gewijd aan iets waar ik een hekel aan heb: verzuring. Ik maak me er zelf schuldig aan, maar af en toe eens goed zagen zit blijkbaar in de aard van het beestje, zoals hierboven ergens vermeld staat. En het grootste deel van mijn ongenoegen over het publieke hoongelach richting de West-Vlaamse, sacrale tongval laat dat nog buiten beschouwing. Enfin, ze zijn allemaal jaloers, de niewèirs[1]. Gerrit Callewaert out.



[1] Voor de outsiders: nie · wèird - /ni:wɛr(t)/ - (de; m; meervoud: niewè(i)rs) 1) nietsnut, paljas, prutser 2) (lett.) iemand die niets waard is: Bernd is geen niewèird.
[2] Oorspronkelijk heette deze column 'Sieg Taal!', maar om polemiek te vermijden heb ik een internetvriendelijke titel gezocht.